De website over Gierzwaluw onderzoek (Apus Apus) in Zutphen
Copyright 2011 Guido Verhoef
Oude Kanonsdijk 50
7205 AR Zutphen
Onderzoeksmethode
.
Het inventariseren van gierzwaluwen
De gegevens die verzameld worden in Zutphen, berusten alleen op broedindicerend gedrag. Voor elke waarneming wordt er zoveel mogelijk op 7
punten genoteerd;
1. Datum; Betreffende datum van de waarneming
2. Tijd: Tijdsaanduiding tot op de minuut
3. Adres: Het huisadres waar het nest zich bevindt
4. Locatie Type: Het soort locatie waar het nest zich bevindt. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen een aantal categorieen; Dakpan, Nokpan,
Dakgoot,
Dakkapel, Muurgat, Nestpan, Overig;
Dakpan (DP); Nestopeningen onder dakpannen die omééngesloten zijn door andere pannen.
NokPan (NP): Nestopeningen onder de bovenste rij pannen of laatste rij pannen aan de zijkant van het gebouw
Dakgoot (DG): Nestopeningen onder de dakgoot of de onderste rij pannen die aansluit aan de dakgoot
Dakkapel (DK): Nestopeningen die zich bevinden onder het lood daar waar de dakkapel aansluit op het dak of andere kieren of gaten in de dakkapel
Muurgat (MG): Nestopeningen die zich bevinden in gaten of kieren in de muur. Hieronder vallen ook ventilatiegaten (altijd specificeren)
Kunstnest (KN): Kunstmatig aangebrachte nestgelegenheid zoals nestpannen, nestkasten of dergelijke. (altijd specificeren)
Overige (OV): Alle uitzonderlijke nestlocaties die niet kunnen worden thuisgebracht in de bovenstaande categorieen (altijd specifeceren)
De precieze locatie wordt beschreven bij meerdere waarnemingen op hetzelfde adres
5. Invlieg zijde: Aan welke kant bevind zich de invliegopening: NZ (Noordzijde), ZZ (Zuidzijde), ZWZ (Zuidwest zijde), etc.
6. Type waarneming: Invlieger, Aanhaker, Roepend.
Invlieger (IV): Eén of meerder gierzwaluwen die duidelijk zichtbaar in of uit de nestopening vliegen.
Aanhaker (AH): Eén of meerdere gierzwaluwen die korte tijd aanhaken (blijven hangen) bij een duidelijk potentiele nestopening.
Roepend (RP): Gierzwaluwen die duidelijk roepend vanuit het nest hoorbaar zijn.
7. Aanvullende informatie: Hoeveel rondvliegende zwaluwen boven de potentiele broedlocatie worden er waargenomen, overige opvallende of
aanvullende informatie ter verduidelijking van de nestlocatie.
Bij meerdere type waarnemingen op één locatie geldt een invlieger als hoogste waarneming en wordt deze over de regel opgeschreven.
Bij waarnemingen van roepende vogels onder de pannen is er een kans dat het geluid vanaf een andere nestlocatie komt dan waar verwacht. Tevens
kan door kaatsing tussen de gebouwen en wind het geluid van richting worden veranderd. Het geluid van een achter het gebouw langsvliegende
gierzwaluw of een roepende gierzwaluw die op grote hoogte boven het gebouw vliegt kan makkelijk worden verward met het gedempte roepen van
onder de dakpannen. Uitsluitel kan pas gegeven worden na herhaalde roepen te hebben waargenomen. Bij twijfel wordt de waarneming niet
genoteerd.
Zekere waarnemingen van roepende vogels vanuit ht nest gaan boven aanhakers.
Kanttekening bij aanhakers; Aanhakers komen in de regel alleen voor onder dakgoten en bij muren, aangezien ze op een schuin dak niet kunnen
aanhaken. In plaats daarvan maken ze plotselinge haakse vluchtbewegingen net voor de nestopening. Soms vliegen ze tegen de pannen op.
Alle waargenomen haakse vluchtbewegingen zijn in eerste instantie alleen aangemerkt als mogelijk nestlocatie en pas bij zichtbare invliegers
genoteerd als geldende waarneming. Aangezien in 2003 alle "nestverdachte locaties" in 100% van de gevallen konden worden omgezet als zekere
locatie is in 2011 ervoor gekozen om bij herhaling van haakse vluchtbewegingen bij duidelijk potentiele nestlocaties deze toe te voegen als
aanhakers.
Het inventariseren van gierzwaluwen wordt volgens diverse methoden in verschillende steden in Nederland gedaan. SOVON, het
landelijk verzamelpunt over broedvogelonderzoek in Nederland hanteert als criteria bepaalde richtlijnen die te vinden zijn in het boek
Vogelinventarisatie, natuurbeheer in Nederland deel 3.
Een heldere beschrijving hoe het inventariseren in het algemeen werkt en waar je op moet letten is te vinden in deze korte brochure;
http://www.friesevogelwachten.nl/cms/media/docs/nl/071308_222904_Inventariseren%20gierzwaluw.pdf
De in Zutphen gebruikte methode voor het inventariseren is een nogal onconvensionele wijze die op deze pagina uitgebreid beschreven
staat. Aangezien er niet gebruik is gemaakt van een systematische methode kunnen de resultaten makkelijk ter discussie worden
gesteld. Het doel van het verzamelen van de informatie heeft dan ook niet als doel om het exacte aantal broedparen vast te stellen of
nauwlettend te kunnen monitoren maar meer een algemeen beeld te krijgen van mogelijke nestlocaties, de populatie grootte,
nestvoorkeur en de spreiding. De resultaten worden besproken op de pagina conclusies en bevindingen.
Het noteren van gegevens
De Guerilla-inventarisatie methode
Het opsporen van nestlocaties is een zeer tijdrovende bezigheid. De systematische methode vraagt met regelmaat te posten op vaste
punten. Het inventariseren van een complete stad als Zutphen zou een leger van vrijwilligers vragen. Vooral in dunbezette gebieden
kunnen de waarnemingen van aanhakers volledig uitblijven terwijl het aantal invliegers laag kan zijn afhankelijk van
weersomstandigheden, etc. waardoor de efficientie van de systematische methode aardig te kort schiet.
De gebruikte methode die in 2003 met één waarnemer meer dan 150 nestlocaties opleverde is het beste te omschrijven als de
Guerilla-inventarisatie methode. In plaats van te posten op een vast punt rij je met auto of per fiets door het gebied op zoek naar
gierzwaluwen die laag vliegen (tot 20meter boven de gebouwen of lager). Deze losse exemplaren of groep worden vervolgens gevolgd
waarbij er speciaal wordt gelet op vluchtgedrag en geluid. Een herhalend patroon qua vlucht geeft een eerste indicatie aan waar de
nesten zich kunnen bevinden. Is de vlucht herhaaldelijk over een bepaald dak dan wordt er gepost bij de zijde van het gebouw waar de
gierzwaluwen op aanvliegen. Wordt er herhaaldelijk geroepen bij het langsvliegen op eenzelfde locatie dan wordt daar gepost.
Op deze wijze worden alle wijken herhaaldelijk afgereden totdat er uit alle wijken nestlocaties bekend zijn. In de dun bezette gebieden
wordt relatief vaker langsgereden omdat de trefkans hier beduidend lager ligt.
Voor de verder afgelegen wijken is gebruikt gemaakt van de auto. Bij geen activiteit laag bij de grond wordt er vervolgens geen tijd
verloren met wachten maar wordt er direct doorgereden naar de volgende wijk. Bij zichtbare laagvliegers wordt de auto snel
geparkeerd en de achtervolging per fiets of lopend ingezet.
In 2003 besloot Guido Verhoef gedurende de periode mei t/m juli iedere vrij minuut te besteden aan het inventariseren van de
gierzwaluwpopulatie in Zutphen. De vogel die hem al jaren fascineerde en waarover relatief weinig bekend is. Al jaren wordt er
aangenomen dat het aantal broedparen afneemt voornamelijk door het verdwijnen van geschikte broedlocaties. Hoe staat Zutphen
er in dat opzicht voor.
Deze inventarisatie leverde 150 nestlocaties op verspreid over 100 adressen. De hoogste dichtheden bevonden zich rondom de
Nieuwstad, laarstraat en in het centrum van Zutphen (stadskern). Vrijwel in elke buurt werden nestlocaties gevonden.
In 2011 werd een nieuwe poging ondernomen met ondersteuning van Jeroen Voerknecht. Dit werd de eerste in een reeks van 5 op
één volgende jaren waarin de gierzwaluwen geïnventariseerd zijn. Om het gehele grondgebied van Zutphen te inventariseren is een
vrijwel onmogelijke opgaaf met slechts 2 inventariseerders. Zeker in buurten met lage dichtheden moet er zeer veel tijd geinvesteerd
worden om de nestlocaties te vinden. Vandaar dat wij onze analyse zullen beperken tot de buurten waar elk jaar locaties gevonden
zijn. De periode 2011-2015 is hiervoor maatgevend.
Voor elke waarneming is een aantal gegevens vastgelegd:
- Straatadres & huisnummer
- Datum & tijd
- Soort waarneming:
- Windrichting
- Type verblijfplaats
Dichtheden
De dichtheden zijn bepaald aan de hand van de wijk- en buurtindeling die door het CBS gehanteerd wordt. Het aantal waarneming is
gedeeld door het totaal aantal hectare per buurt. Deze methode is ook gehanteerd in een onderzoek van Gert de Jong in opdracht van
stadsdeel centrum van de gemeente Amsterdam (2014).
Gedragsindeling (soort waarneming)
Voor de soort waarnemingen hebben wij ons uitsluitend gericht op de volgende categorieën:
1. Laag vliegende gierende vogels, gierend vlak langs verblijfplaatsen in gevels en daken
2. Aantikken, aanhaken, aanklampen, maar niet invliegen
3. In/uitvliegen (verblijfplaats)
Groepen gierende vogels die langs meerdere verblijfplaatsen lijken te vliegen zijn niet genoteerd. Deze groepen zijn hooguit
genoteerd als aanvullende aantallen voor de grootte van de kolonie. Verzamelvluchten worden niet gezien als bepalend voor de
lokale populatie.
Geschiedenis en telmethode